vrijdag 22 mei 2015

Klas 3C, Hoofdstuk 4, Opdracht 2.1

Met trillende handen druk ik op de deurbel. Wanneer de deur langzaam opengaat, en de man in de deurpost verschijnt wie ik al meer dan drie jaar lang niet aangekeken of gesproken heb, val ik stil van angst. Misschien was het van verbazing, omdat de altijd vrolijke, ondanks zijn griezelige uitstraling, en lachende, grijsharige conciërge wie me altijd zou helpen, is verandert in een verdrietige en zeer oud uitziende man met een grauwe uitstraling. Even twijfelde ik of ik wel aan het goede adres stond. Even twijfelde ik of mijn beslissing om terug te keren naar meneer Groesbeek de juiste was. Maar ik kon niet meer terug. Het was nu of nooit en in zijn ogen zag ik naast haat en woede toch de sprankeling waarmee hij door de school liep.
Hij herkende me niet, weer een kans om hard weg te rennen. Maar ik hield me sterk, stelde me voor aan hem. Zijn verbaasde blik verdween en er verscheen een vreemde lach op zijn verrimpelde gezicht. 'Kom binnen, Sabina.' Ik stapte het rommelige kleine appartement in en rook een muffe geur. Het leek erop alsof meneer Groesbeek al jaren zijn huis niet meer verlaten had. Hij liep, schuifelde, naar het al jaren niet schoongemaakte aanrecht en schonk een kopje koffie voor me in. Ik wist niet goed hoe ik het gesprek moest beginnen, maar gelukkig begon hij. Groesbeek vertelde me over zijn laatste twee jaar op de school na mijn vertrok op school, over zijn pensioen. Hij vermeed echter de onderwerpen die zouden kunnen leiden tot discussies over mogelijke oorzaken van de verdwijning van Isabel. En dat was de enige rede voor mijn bezoek.
Mijn oog viel op een krantenartikel in een krant die op de vloer lag. ''POLITIE STOPT ZOEKTOCHT ISABEL (9)" Ik besloot subtiel te beginnen over het onderwerp waar ik voor gekomen was. 'Erg hé, dat er nog steeds geen duidelijkheid is over de verdwijning van Isabel destijds?' Hij keek me verschrikt aan, gaf me een snelle 'ja' als antwoord, liep snel naar de voordeur en zette me uit huis.
Verward reed ik terug naar mijn eigen huis, of naar de politie. Daar was ik nog niet uit. Ik zette mijn auto stil op een parkeerplaats naast de weg en ineens werd alles duidelijk voor mij.
Bij het stoplicht reed het vuilgroene busje niet rechtsaf als normaal, maar rechtdoor. Groesbeek reed achter Isabel aan richting het bos, waar hij haar onopgemerkt haar van haar fiets heeft geslagen en heeft meegenomen naar de open plek. Hier heeft hij haar vermoord, haar lichaam in de zee gegooid, zodat niemand ooit te weten zou komen dat hij de dader was.
Ik was in paniek maar tegelijk was het een oplichting de waarheid te weten, dacht ik. Op weg naar de politie bedacht ik me dat mijn broer vanmiddag thuis zou komen uit Engeland, dus besloot ik eerst naar huis te gaan om hem in te lichten en hem mee te vragen naar het politiebureau.
Toen ik thuiskwam hoorde ik stemmen in de woonkamer. Ik weet niet waarom, maar mijn gevoel vertelde me dat het beter was om buiten te blijven wachten dus ik besloot niet naar binnen te gaan, maar de stemmen af te luisteren. Mijn broer was aan het telefoneren, en in zijn stem klonk woede.
'Wat?'
'Wat deed ze bij jou?'
'Vroeg ze naar de verdwijning?'
'Je hebt haar niets verteld toch?'
'Groesbeek, ik wil de waarheid horen.'
'Als jij ook maar iemand verteld wat je die middag gehoord en gezien hebt, hang ik en jij ook.'
'Dat zou ik maar doen ja. Zodra de politie erachter komt dat ik Isabel heb vermoord... Je weet wat er dan gebeurt, dat weet je maar al te goed, Groesbeek. Dus ik zou je mond maar even houden.'
'Ik ga ophangen, en je moet me beloven nooit meer de deur zomaar open te doen.'
'M'n zusje komt zo thuis, en zolang ze niets weet over mijn vergissing, is het goed.
'Shit..'
Ik stormde de woonkamer in. Woedend. Hoe kon ik denken dat die arme conciërge iets te maken had met de moord op Isabel, terwijl hij alleen maar gezien had hoe mijn broer, mijn eigen broer, de moord van Isabel op zijn geweten had. Ik wilde hem wel...
 Tot een pijn in mijn buik alles overnam, ik kon niet meer denken, niets meer doen. Er viel een mes op de vloer en mijn broer fluisterde een zachte 'sorry'. Alles voor mijn ogen werd wazig, en ik het werd me duidelijk wie de schim in mijn dromen was.





















Geen opmerkingen:

Een reactie posten